N500 Net Bridges voorbereiden

In deze sectie wordt beschreven hoe u een Net Bridge voor implementatie voorbereidt.

Voordat u begint:

  • Sluit de Net Bridge aan volgens de afzonderlijke instructies (iLOQ 5-serie Online ontwerpgids). Zo nodig kunt u in deze fase ook busapparaten aansluiten zoals deurmodules, lezers en relaiskaarten. U kunt de serververbinding voorafgaand aan de installatie op de site testen zonder de busapparaten op kantoor, indien zowel het kantoor als de installatiesite gebruikmaken van de DHCP-server voor het verstrekken van het IP-adres en andere netwerkinstellingen.
  • Als er meer dan één slot is aangesloten op de busconfiguratie, vindt de implementatie plaats in meerdere stappen. De eerste stap bestaat eruit de Net Bridge en de eerste deurmodule te implementeren. In de tweede stap gebruikt u de functie Order Lock (Slot autoriseren) van de Manager-software om de overige deurmodules te implementeren die zijn verbonden met de busconfiguratie. Zie voor gedetailleerde instructies over implementatie Net Bridge programmeren voor implementatie en voltooiing van een apparaatconfiguratie.
  • Zorg dat u beschikt over de juiste licenties voor de busapparaten die u wilt verbinden met Net Bridge.

Ga als volgt verder.

  1. Selecteer Beheer > Overzicht netwerkmodules.

  2. Selecteer Voeg een netwerkmodule toe.
    De wizard Netwerkmodule toevoegen wordt geopend.
  3. Selecteer Voeg een netwerkmodule toe.
  4. Voer de algemene gegevens van de netwerkmodule in. De opties zijn afhankelijk van het netwerkmoduletype. De verschillende opties zijn:
    • Naam — Voer een naam in voor de nieuwe netwerkmodule. Gebruik een beschrijvende naam. U kunt bijvoorbeeld een naam gebruiken die de locatie van de module aangeeft.
    • Type — Kies N500 (geen mobiele verbinding) uit het menu.
    • Licentie — Selecteer het licentietype N500 (geen mobiele verbinding).
    • Aantal gereserveerde busapparaten — Stel het aantal busapparaten in dat moet worden verbonden met de Net Bridge.
    • Hotspot voor sleutelprogrammering geïnstalleerd — Schakel dit selectievakje in als er ten minste één hotspot voor sleutelprogrammering aan de netwerkmodule wordt gekoppeld.

      Stel de netwerkmodule in op actief door het keuzerondje Active (Actief) te activeren. U kunt het keuzerondje Niet in gebruik selecteren als u nog niet over een actieve licentie beschikt, maar de netwerkmodule toch wilt configureren.

    • N50X-apparaatserienummer — Voer het serienummer in van de Net Bridge die u toevoegt.

    • In gebruik nemen zonder deurmodule — De Net Bridge in gebruik nemen zonder een deurmodule.

    • In gebruik nemen via N502-deurmodule — Dit keuzerondje is standaard geselecteerd.

    • In gebruik nemen via N507 I/O-kaart — De Net Bridge in gebruik nemen via een via N507 I/O-kaart.

    • N502-/N507-serienummer — Voer het serienummer in van de N502-deurmodule of N507 I/O-kaart die u toevoegt.

  5. Klik op Next (Volgende).
  6. Selecteer Perceel.

    Kies het perceel waaraan u de Net Bridge wilt toevoegen.

  7. Klik op Next (Volgende).
  8. Selecteer Zone.

    Kies de zone waaraan u de Net Bridge wilt toevoegen.

  9. Klik op Next (Volgende).
  10. Selecteer een gebruiker voor de netwerkmodule.

    Gebruik een unieke gebruikers-id voor elke netwerkmodule.

    Voer de volgende informatie in:

    • Serviceadres — Het Serviceadres is het serveradres van het vergrendelingssysteem. Accepteer het voorgestelde adres.

    • Servercertificeringsinstellingen definiëren — De servervalidatie-instellingen zijn afhankelijk van de netwerkomgeving op de locatie. Neem contact op met de IT-beheerder van de locatie voor de aanbevolen instellingen. De opties zijn:

      • Openbare sleutelkoppeling en verificatie van domeinnaam (aanbevolen) — Gebruik openbare sleutelkoppeling en domeinnaamverificatie.

      • Openbare sleutelkoppeling — Gebruik openbare sleutelkoppeling.

      • Domeinnaamverificatie — Gebruik domeinnaamverificatie.

      • Geen serververificatie (niet aanbevolen) — Gebruik geen serververificatie. Dit wordt niet aanbevolen.

      • Openbare sleutel instellen (niet aanbevolen) — Als u deze optie kiest, voert u uw publieke sleutel in het veld dat geopend wordt in. Dit wordt niet aanbevolen.

    • Servicecode — De Servicecode is het serveradres van het vergrendelingssysteem. Accepteer het voorgestelde adres.

    • Gebruikers-id — Kies de Gebruikers-id van de netwerkmodule uit de lijst.

      Als het keuzemenu Gebruikers-id leeg is, klikt u op Nieuwe gebruiker netwerkmodule toevoegen om een nieuwe gebruiker toe te voegen en volgt u de wizard.

    • Wachtwoord — Voer het Wachtwoord van de netwerkmodulegebruiker in.

  11. Klik op Next (Volgende).
  12. Selecteer, indien nodig, de tijdsinstellingen.

    Online apparaten rapporteren logboekgebeurtenissen standaard niet automatisch. Om automatische gebeurtenissen in te schakelen, selecteert u het selectievakje Tijdsinstellingen wijzigen. Hierdoor wordt het keuzemenu Verzamelinterval audittrails geactiveerd. Het verzamelinterval kan worden ingesteld op Geen schema, Eenmaal per week of Eenmaal per dag.

  13. Klik op Next (Volgende).
  14. Voer, waar nodig, de netwerkinstellingen in.

    Als de Net Bridge zich in een netwerk bevindt waarin IP-adressen worden verkregen via een DHCP-server, hoeft u de netwerkinstellingen niet in te vullen. Zo niet, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder.

  15. Klik op Next (Volgende).
  16. Het overzichtsvenster wordt geopend. Lees de informatie in het overzichtsvenster.
  17. Selecteer Gereed.
  18. De wizard Een cilinder toevoegen wordt geopend.
  19. Bepaal de slotinstellingen van de eerste deurmodule:
    • PlaatsingPlaatsing is het nummer van de slotdeur of gebouwen zoals vermeld op de plattegrond. In deze stap kunt u alleen de deurmodule toevoegen die wordt gebruikt voor de programmering van de implementatie.

    • NaderingsrichtingNaderingsrichting verwijst naar de richting vanwaaruit de cilinder wordt geopend, als de deur is uitgerust met een dubbelzijdige cilinder.

    • VergrendelingsdoelVergrendelingsdoel biedt een gedetailleerdere beschrijving van de kamer of gebouwen waartoe de cilinder toegang verschaft.

    • SlotcilinderSlotcilinder is het cilindertype van het slot. De wizard heeft N502 standaard geselecteerd.

    • Zone — In dit veld is de eerder geselecteerde zone zichtbaar.

      U kunt ook de zone wijzigen om de zichtbaarheid van het slot per zone te beperken.

    • Slottype — De wizard selecteert standaard Online.

    • N500-/N501-netwerkmodule — De N500- of N501-netwerkmodule die u toevoegt.

    • Klok geïnstalleerd — Selecteer Klok geïnstalleerd als de cilinder een klokcircuit bevat. Als de geselecteerde Cilinder een klok bevat, wordt Klok geïnstalleerd automatisch geselecteerd.

      Opmerking:

      Sluit de RTC-eenheid samen met de initiële programmering altijd aan op de aansluitkabel op het slot. Koppel de RTC-eenheid daarna niet los van de aansluitkabel.

      Als u de de RTC-eenheid hebt losgekoppeld van de aansluitkabel, moet u de RTC-eenheid opnieuw opstarten. Dit doet u door een programmeringssleutel, die is aangesloten op de programmeringskabel, te plaatsen in het sleutelgat van de slotcilinder. Voer deze procedure altijd uit nadat de RTC-eenheid is losgekoppeld.

    • Audittrails van cilinder automatisch opslaan — Audittrails van de cilinder worden standaard automatisch opgeslagen.

    • Cilinder verzamelt audittrails – De automatische verzameling van een audittrail van de cilinder is standaard geselecteerd.

    • API-toegangsrechten toestaan – API-toegangsrechten zijn standaard niet toegestaan.

  20. Klik op Next (Volgende).
  21. Kies de relaisinstellingen:

    De opties zijn:

    • Basisrelais 1X2 — Te selecteren in combinatie met N502.

      Als u deze optie selecteert, stelt u K1- en/of K2-instellingen in.

      De standaardbedrijfstijd voor relais K1 en K2 is ingesteld op 8 seconden. Om de bedrijfstijd van het relais te wijzigen, deselecteert u Use default (Standaard gebruiken). De bedrijfstijd kan worden ingesteld van 0 tot 65534 seconden.

    • Relais 1X10 — Te selecteren in combinatie met N502 als controller en N507 als responder.

      Als u deze optie selecteert, stelt u het volgende in:

      • Relaisnaam

      • Type — De opties zijn:

        • Impuls — Selecteer de impuls en de tijd voor het relais.

        • Schakelen — Selecteer dat het relais van status verandert.

        • Sleutel vasthouden — Laat het relais werken zolang de sleutel in de cilinder wordt gehouden.

      • Bedrijfstijd — Stel de relaisbedrijfstijd in.

      • In gebruik — Schakel dit selectievakje in om het relais in te schakelen.

    • Relais 2X10 — Te selecteren in combinatie met N502 als controller en twee N507's als responders.

      Als u deze optie selecteert, raadpleegt u bovenstaande opties voor Relais 1X10.

  22. Klik op Next (Volgende).
  23. Voer waar nodig aanvullende gegevens in.
    • DeurtypeDeurtype is het type deur waarin de cilinder wordt geïnstalleerd.

    • SleutelgatplaatjeSleutelgatplaatje is de beschermplaat rondom het sleutelgat in de deur.

    • CilindermodelCilindermodel is het model van de cilinderbehuizing.

    • Cilindertoevoeging — Een cilindertoevoeging wordt gebruikt om de cilinder uit te breiden.

    • DeurdikteDeurdikte is de dikte van de deur waarop de cilinder is geïnstalleerd.

    • Diepte van slotbehuizing (mm): Diepte van de slotbehuizing (mm) is de diepte van de slotbehuizing.

    • Openingsrichting — Openingsrichting geeft aan of de (eventuele) deurklink zich aan de linker- of rechterzijde bevindt.

    • Label — Indien de deur een label heeft, verwijst Label naar dat label.

    • Notitie — Notitie bevat extra informatie over de cilinder of de deur.

    • Overige apparatuur — Overige apparatuur verwijst naar overige apparatuur die betrekking heeft op de cilinder of de deur.

    • Beperkt — Dit selectievakje geeft aan of een apparaat dat beperkte toegang regelt is verbonden met de cilinder.

    • Beperkingslabel — Voer in dit veld een beschrijving van de voorwaardelijke toegang in. Dit kan een bijvoorbeeld een beschrijving zijn van het toegangsregelende apparaat.

  24. Klik op Next (Volgende).
  25. Kies Perceel. (Indien ingeschakeld in de cilinderinstellingen).

    Kies het perceel waaraan u de cilinder wilt toevoegen.

  26. Klik op Next (Volgende).
  27. Kies de slottoegangsrechten.

    De standaard toegangsrechten worden automatisch aan het slot toegevoegd.

    Kies de gewenste toegangsrechten uit het menu links.

    U kunt toegangsrechten beheren met de pijltoetsen:

    • — Klik op de knop Pijlen rechts om alle items naar de lijst te verplaatsen.
    • — Klik op de knop Pijl rechts om het geselecteerde item of de geselecteerde items naar de lijst te verplaatsen.
    • — Klik op de knop Pijl links om het geselecteerde item of de geselecteerde items uit de lijst te verwijderen.
    • — Klik op de knop Pijlen links om alle items uit de lijst te verwijderen.
  28. Klik op Next (Volgende).
  29. Kies tijdsprofielen.

    U kunt dit menu gebruiken om een tijdsprofiel voor het slot te definiëren.

    • Niet tijdbeperkt: het slot negeert alle tijdsprofielen op sleutels.
    • Alle tijdsprofielen toepassen op een sleutel: het slot past alle tijdsprofielen op sleutels toe.
    • Geselecteerde tijdsprofielen toepassen: het slot past de geselecteerde tijdsprofielen op sleutels toe.
  30. Klik op Next (Volgende).
  31. Kies of er al dan niet een individueel toegangsrecht aan het slot wordt toegevoegd.

    Als u individuele toegangsrechten voor het slot selecteert, moeten het type en de groep van de toegangsrechten ook worden ingesteld. Voor meer informatie, raadpleegt u Toegangsrechten

  32. Klik op Next (Volgende).
  33. Kies hoe u verder wilt gaan:

    Beschikbare opties:

    • Laat cilinders in planningsstatus — Selecteer Laat cilinders in planningsstatus als u de cilinders in de planningsstatus wilt laten staan, en verder wilt gaan met het plannen van het sluitsysteem zonder, bijvoorbeeld, fysieke cilinders te programmeren.

    • Sloten autoriseren — Kies Sloten autoriseren als u weet dat de slotdefinities definitief zijn, maar u de sloten later wilt programmeren.

      Voor meer informatie raadpleegt u Cilinders autoriseren.

    • Autoriseren en overdragen aan programmeersleutel — Kies Autoriseren en overdragen aan programmeersleutel als u een geïnstalleerd slot wilt implementeren en u dit wilt programmeren door de programmeersleutel mee te nemen naar het slot. Dit kan slechts voor één slot per keer worden gedaan.

      Opmerking:

      Voor instructies over implementatieprogrammering, zie Net Bridge programmeren voor implementatie en voltooiing van een apparaatconfiguratie.

  34. Klik op Next (Volgende).
  35. Er wordt een overzichtsvenster weergegeven.
  36. Klik op Close (Sluiten).